In deze interviewreeks delen experts uit de sector hun ervaringen en tips met betrekking tot brandveiligheid op het boerenerf. De artikelen maken deel uit van het project ‘Brandveiligheid in Veestallen Gelderse Vallei’. Dit keer zijn we in gesprek met Karlo Rosing van Keuring Service Nederland: “Met elektra kan je veel dingen niet zien en daar schuilt gevaar in.”
Meer weten? Klik hier voor de Brandveiligheid pagina met tips, video’s en artikelen!
In het project ‘Brandveiligheid in Veestallen Gelderse Vallei’ gaan een groep partners vanuit VGGM, KSN, Univé en Ten Dijk Ongediertebestrijding samen de boer op. Tijdens die bezoeken wisselen zij samen met de deelnemende agrariërs kennis en ervaringen over brandveiligheid en risicofactoren op het bedrijf. Het doel van het project is om kennis uit te wisselen over risico’s en aandachtspunten op veebedrijven met betrekking tot brandveiligheid en hier voorlichting over te geven aan agrariërs en betrokken partijen in de regio. Het project wordt georganiseerd en getrokken door LTO Noord, medefinanciers zijn gemeenten Barneveld, Scherpenzeel en Woudenberg.
Karlo Rosing is als boerenzoon opgegroeid op een akkerbouw- en loonbedrijf. Meer dan 20 jaar geleden begon hij met Keuring Service Nederland. Naast agrariërs hebben ze een diverse klantenkring in heel Nederland.
Waarom doet KSN mee aan dit project?
“Als onafhankelijk specialist komen we bijna elke dag op het boerenerf om inspecties te doen. Onze hoofdzaak is dat agrariërs een veilige elektrische installatie hebben. Brandveiligheid speelt daarin een hele grote rol. We vinden het daarom belangrijk om daar meer kenbaarheid aan te geven, naar buiten te brengen wat wij tegenkomen en waar je als agrariër op kunt letten. Dit project is een kans voor ons om onze kennis te delen.”
Hoe is de brandveiligheid in stallen de afgelopen jaren ontwikkeld?
“Wij doen al meer dan 20 jaar inspecties, waarvan 15 jaar lang elektrakeuringen bij agrariërs. We zien dat de bewustwording op brandveiligheid steeds meer toeneemt. Dat merken we al wanneer we voor een tweede keer bij iemand langskomen voor de keuring. Mensen weten dan een beetje waar we op letten en wat we komen doen en de bewustwording neemt daardoor al toe. Als agrariërs nieuwe machines of componenten aanschaffen, dan merken wij ook dat zij zelf al steeds meer rekening gaan houden met wat dat is en waar ze het installeren. Veel bedrijven worden steeds groter, dan wordt dit alleen maar belangrijker. We zien ook dat klanten steeds meer elektrische componenten en toestellen uit stallen weghalen die daar niet echt nodig zijn. Dat helpt om ammoniakwerking op materialen in verband met agressieve dampen en corrosie te beperken.”
Waar letten jullie op in stallen ten aanzien van brandveiligheid?
“De keuring van nu is uitgebreider dan 15 jaar terug. We kijken natuurlijk naar elektrisch materieel; de verdeelinrichting en onderverdelers, verlichting, contactdozen, bekabeling, aangesloten apparatuur. We beginnen bij kijken naar de complete aanleg. Niet alleen elektriciteit zelf levert potentieel gevaar, maar juist ook de omgeving waar het hangt speelt heel erg mee. Al die componenten moeten ook een juist beschermingsgraad hebben tegen invloeden van buitenaf. Wij keuren dan volgens de NEN 10 10 als basis richtlijn, uit te breiden met zogenaamde NTA8220 of SCIOS Scope 10 richtlijnen voor agrarische ruimten en bestemmingen. Dat gaat specifiek over thermische invloeden, wat onder andere inhoudt dat er verplicht aardlekschakelaars moeten worden toegepast. We doen ook een visuele controle; we lopen alle ruimtes door om te checken op oxidatie en doen steekproefsgewijs metingen. Zonnepanelen zijn natuurlijk ook aandachtspunt, daar zijn weer aanvullende eisen aan verbonden.”
Welke brandrisicofactoren komen jullie het meeste tegen?
“Volgens ons ligt de oorzaak van brand vaak in elektra. We komen in allerlei verschillende ruimten waar elektrische componenten zijn geïnstalleerd of toegepast die niet de juiste beschermingsgraad hebben voor die omgeving. Directe risico’s die we veel zien zijn loszittende contacten in verdeelinrichtingen of in elektrische verbindingen. Daardoor kan snel warmteontwikkeling optreden. Ook de IP-graad van apparatuur en toegepaste componenten (beschermingsgraad tegen vocht, stof etc.) blijkt nog weleens te laag. We komen ook veel aardlekschakelaars tegen die niet werken. Bij de installatie zien we vaak het ontbreken van afscherming stof en spinrag op armaturen en motoren of draaiende elementen. Spinnenwebben zitten ook vaak op of rondom schrikdraadapparaten waardoor de verbindingen nogal eens vonken kunnen ontstaan, met als gevolg dat vonkgevaar optreedt. Soms zien we dat ondernemers gebruik maken van verlengkabels, dat geeft soms ook risico door uitwendige invloeden of brandbare en stoffige ruimten.”
Tips voor de agrariër
- Houd je installatie, motoren, draaiende onderdelen en armaturen stof- en spinragvrij
- Controleer minimaal één keer per jaar je installaties op beschadigingen, corrosie en vuil
- Haak een onafhankelijke partij aan om regelmatig mee te kijken
- Let in samenspraak met je installateur bij nieuwe installaties, bouw- en verbouwplannen op een verantwoorde aansluiting op je bestaande inrichting
Welke branduitbraak blijft jou het meeste bij?
“Niet zozeer brand, maar ik ben wel een keer bij een verstikkingsschade geweest. Dat ging om een installatie die achter een tijdelijke bouwaansluiting zat met maar één aardlekschakelaar. De boer woonde zelf een eindje verderop en was tussen de middag even weggegaan om te eten. Toen hij terugkwam bleek de schakelaar gesprongen en was de schuur spanningsloos geraakt. Het was een warme dag en alle 1300 varkens in de schuur waren doodgegaan. Een hele aparte ervaring was dat, dan loop je door een stal met al die dode dieren en het was er letterlijk doodstil. Dat blijft je wel bij.”
Wat kan volgens jou verbeteren in de sector m.b.t. brandveiligheid? Wie spelen daar een rol in?
“Bewustwording bij ondernemers is heel belangrijk. Ook installateurs en verzekeraars spelen mee; verzekeraars kunnen zaken verplichten of controles laten uitvoeren. Ook bij nieuwbouw is het belangrijk om bijvoorbeeld zoveel mogelijk afgesloten technische ruimten te creëren en verschillende compartimenten zoveel mogelijk af te dichten.”